Geschiedenis golfsport –
Het verhaal gaat dat in de 15de eeuw, Schotse schaapherders op de ‘links’ (duingebieden parallel aan de zee) uit verveling met hun herdersstaf tegen steentjes zouden hebben geslagen niet wetende dat dit zou uitgroeien tot een van de meest populaire sporten ter wereld.
Door de aanwezige schrale vegetatie was het dit ‘linksland’ voor agrarisch gebruik niet interessant maar konden hier de schapen prima grazen. Door de begrazing bleef de vegetatie laag en geschikt om te golfen met een rond voorwerp. Het van nature licht geaccidenteerd links-land vormt nog altijd de basis van de moderne golfbaan architectuur.
R&A
De baan met de eerste club is ‘The Old Course’ St-Andrews. Daar werd in 1754 The Society of St. Andrews gesticht het latere R&A. Nog tot op de dag van vandaag een van de belangrijkste organen van de golfsport. Zij bepaalde ook, niet lang na de oprichting dat 22 holes van
St Andrews omgevormd werden tot de huidige standaard van 18 holes. Men speelde de baan destijds; 9 holes ‘out’, van het startpunt naar uiterste punt van terrein en 9 holes ‘in’, van verste punt terrein terug naar clubhuis/ startpunt. Ook dit is nu nog de standaard als zijn de banen dikwijls zo ontworpen dat men na 9 holes ook bij het clubhuis eindigt.
Ten tijde van de Britse industrialisatie in de 19de eeuw kende de golfsport een opmerkelijke ontwikkeling. Door de welvaart ontstond er behoefte aan recreatie maar ook de herontdekking van natuur bracht dat er, in slechts 5 decennia, meer dan 1600 golfbanen in Groot Brittannië werden gecreëerd. Mede door de technische ontwikkelingen (grasmaaier, tractoren, drainage e.d.) konden nu ook andere terreinen in het binnenland geschikt gemaakt worden voor het spelen van golf. Eerst op de heide op en ‘arme’ zandgronden in de buurt van de grote steden.
In Nederland zijn banen als de Noordwijkse, de Koninklijke Haagsche, de Pan en de Rozendaalse voorbeelden van ontwikkelingen rond de vorige eeuwwisseling. Ze zijn vrijwel allemaal ontwikkeld op zand gronden. (Utrechtse heuvelrug, duinen, zandverstuivingen in Brabant) Van naturen hebben deze terreinen al een zeer geonduleerd karakter.
Pas sinds de jaren ’60 is men mondjes maat golfbanen gaan ontwikkelen op andere locaties dan op zandgronden. Heden ten dagen vindt men golfprojecten op nagenoeg alle bodemsoorten en in alle landschapstypes mede omdat de techniek dit mogelijk maakt. Zelfs op voormalige stortplaatsen.
Golf baan architectuur vandaag en morgen.
In het verleden was de golfbaanarchitect geneigd de golfsport zelf centraal te stellen. Met vaak als resultaat; veel, ogenschijnlijk gelijk ogende golfbanen, die als een ‘autonome’ ontwikkeling in het landschap liggen verspreid. De moderne golfbaanarchitect echter stelt dat de golfer ‘te gast is in het landschap’. Hij heeft als doel de golfbaan te voegen in het aanwezige landschap. Het realiseren van een golfproject zal landschapstypen kunnen versterken en waar gewenst ‘nieuwe natuur’ creëren. Steeds meer wordt ingezien dat golf een middel is om een de Ecologische Hoofd Structuur te realiseren of uit te breiden en dat golf en natura2000 uitstekend samen gaan. Ook zijn golfprojecten zijn bij uitstek een manier om op een duurzame wijze landschap vrij te houden van bebouwing, z.g. inrichting van buffer zones of het herinrichten en het een nieuwe duurzame functie geven van ‘verloren land’ zoals voormalige afvalstort plaatsen.